NIEUW ACCOMMODATIEBELEID: ONDUIDELIJKHEID TROEF!

Na de installatie van het huidige College van B&W medio 2022 hebben we 2,5 jaar moeten wachten op de toegezegde herijking van het accommodatiebeleid. In de raadsvergadering van 12 december jl. heeft dit onderwerp dan toch eindelijk op de agenda gestaan, met twee documenten die daarbij horen: de nota ‘Accommodatiebeleid 2025-20230’ en de Vergoedingsregeling.

Transparant

De nota ‘Accommodatiebeleid 2025-2030’ heeft als ondertitel ‘Transparant en toekomstbestendig’. Transparant is het nieuwe beleid echter allerminst en of dit toekomstbestendig is zal nog moeten blijken. Onze inschatting is dat dit beleid zal leiden tot verwarring en ontevredenheid onder de huurders en gebruikers van gemeentelijke accommodaties. Het nieuwe beleid is ronduit ondermaats, een zeer teleurstellend resultaat van een lange voorbereiding.

Verantwoordelijkheid bij de gemeente

Over één belangrijk aspect van het nieuwe beleid zijn we het wél eens met het College: dat de gemeentelijke accommodaties weer onder het beheer van de gemeente komen. Overdracht van eigendom aan de gebruikers is geen haalbare zaak gebleken: besturen van verenigingen en stichtingen willen de verantwoordelijkheid van het eigenaarschap van een bepaalde accommodatie en de risico’s die daarmee samenhangen niet - en dat begrijpen wij ten volle. Dus de gemeente blijft verantwoordelijk voor het onderhoud van alle gemeentelijke accommodaties, zoals gemeenschapshuizen en de meeste sportaccommodaties (niet alle!). Dat lijkt ons een juiste en goede keuze. Maar: dan moet dat onderhoud en de financiering daarvan wél goed geregeld worden.

Vanzelfsprekendheden

In de beleidsnotitie staat te lezen dat gemeenschapshuizen en sportaccommodaties belangrijk zijn voor de sociale cohesie en de leefbaarheid binnen de gemeente, alsook voor de gezondheid en het welbevinden van mensen. Dat is uiteraard geen punt van discussie. Dat het van belang is de accommodaties duurzaam en energiezuinig te maken is evenmin een discussiepunt - daar zal iedereen het mee eens zijn.

Dit zijn voor ons zo’n vanzelfsprekende aspecten dat het nog niet eens echte opzienbarende beleidskeuzes zijn - deze gelden voor alle gemeenten.  Het is echter de vraag hoe dat alles waargemaakt wordt.

En zo staan er nog meer open deuren, vanzelfsprekendheden en nietszeggende uitlatingen in de beleidsnotitie. Wat dacht u van deze zin: ‘Het onderhoud wordt uitgevoerd op basis van het meerjarenonderhoudsplan 2024, wat zorgt voor duidelijke richtlijnen en transparantie op het gebied van onderhoudsplanning.’(6.1). Het onderhoudsplan zorgt dus voor onderhoudsplanning -hèhè, dat is toch logisch en staat dubbel geformuleerd. Daarnaast: wat er staat is niet nieuw en gebeurt al. 

Maar een zin als ‘De gemeente Meerssen streeft naar efficiënt beheer door waar mogelijk in te zetten op reductie en clustering van locaties’ (6.2)’ wordt nergens nader uitgelegd of uitgewerkt in concrete maatregelen. Terwijl voor ons juist dit een interessante gedachte is die nadere uitleg behoeft.

Financiën

Meest opmerkelijk is dat in de beleidsnota nauwelijks iets vermeld staat over de financiering van het beleid, eigenlijk niets. De financiële paragraaf omvat anderhalve pagina en bevat slechts 3 bedragen die ook nog weinigzeggend zijn. Wat het nieuwe beleid gaat kosten is niet duidelijk. Het verbaast ons dan ook zeer dat de afdeling financiën van de gemeente, die dergelijke beleidsstukken toetst, de nota in deze vorm heeft laten doorgaan naar de raad. Evenzeer verbaast het ons dat het College van B&W dit voorstel van de verantwoordelijke portefeuillehouder, wethouder Inge Smeets, heeft geaccordeerd.

Wel staat in het raadsvoorstel vermeld dat het Meerjarenonderhoudsplan (MJOP) van de gemeentelijke accommodaties vanaf 2025 jaarlijks € 217.877,- meer gaat kosten dan nu het geval is. We zijn benieuwd naar de consequenties hiervan in de begroting van volgende jaren.

Boekingssysteem

Er wordt ‘een flexibel boekingssysteem’ geïmplementeerd, zo staat te lezen in de beleidsnota, om verschillende partijen (?) via een tijdslot accommodaties, banen en velden te laten reserveren. Maar gebeurt dit niet nu al? Bijvoorbeeld bij de gemeenschapshuizen, door de stichting of exploitant die dit beheert en zalen verhuurt aan verenigingen, groeperingen of particulieren. Gaat de gemeente dit nu regelen? En wat is dan ‘flexibel’?  Onduidelijk allemaal.

Vergoedingsregeling

Dan staat er ook nog dat er een transparante vergoedingsregeling is ontwikkeld en die regeling is bijgevoegd. Die nieuwe regeling is echter allesbehalve transparant. In de regeling staat te lezen dat beheerders/exploitanten van gemeentelijke accommodaties een vergoeding aan de gemeente gaan betalen (nu heet dat ‘huur’, maar die term vindt de gemeente blijkbaar niet juist - het waarom daarvan is niet duidelijk) die ‘kostenprijsgeöriënteerd’ is (wat een term!).

Wat blijkbaar daarmee bedoeld wordt is dat de verenigingen of stichtingen die een gemeentelijke accommodatie beheren een bedrag aan de gemeente betalen dat gerelateerd is aan de kosten die de gemeente voor die accommodatie heeft. ‘De gebruiksvergoeding wordt afgestemd op de kosten die de gemeente maakt om accommodaties te onderhouden’, zo staat er in de vergoedingsregeling. En: ‘Om sportaccommodaties toegankelijk te houden worden de tarieven niet volledig kostendekkend gemaakt, maar kostprijs georiënteerd. Dit houdt in dat slechts een deel van de werkelijke kosten wordt doorberekend aan de gebruikers, terwijl de rest door de gemeente wordt gedragen.

Ter ontnuchtering: dat is al zo. Verenigingen die een sportaccommodatie beheren hebben altijd al een (klein) deel van de werkelijke kosten aan de gemeente als huur betaald. Datzelfde geldt voor stichtingsbesturen van gemeenschapshuizen.

Vergoeding van 7%

Maar nu komt het: in het nieuwe beleid zal de vergoeding die aan de gemeente betaald moet worden 7% gaan bedragen van de kosten die de gemeente maakt. Althans: in 2025 en 2026. Vanaf 2027 wordt dat percentage 8,5% en vanaf 2030 wordt dit 10%. Echter: dat percentage is gekoppeld aan de kosten van de gemeente, maar nergens staat vermeld waaruit die kosten bestaan en hoe hoog die kosten zijn! Dus is ook nergens vermeld welk bedrag elke vereniging of stichting dient te gaan betalen vanaf 2025! Hoezo, een transparant beleid?

En wat als die kosten van de gemeente gaan stijgen? Bijvoorbeeld door inflatie of door stijging van kosten van materialen voor onderhoud. Dan zal het bedrag dat uit de percentageberekening komt meestijgen. Onduidelijk waartoe dit dan zal leiden. 

‘Maar’, zo liet wethouder Smeets in de raadsvergadering weten, ‘die 7% is ongeveer hetzelfde als het huurbedrag dat de verenigingen nu betalen, dus voorlopig blijft alles hetzelfde’. Bij dezen: deze redenatie van de wethouder klopt absoluut niet. Sportclubs betalen nl. nu een vast bedrag per kleedlokaal, ongeacht de kosten die de gemeente voor elke aparte accommodatie heeft. Gemeenschapshuizen betalen nu een bedrag dat gerelateerd is aan de bruto vloeroppervlakte van het gebouw, ongeacht de kosten van de gemeente. Die 7% kan nooit hetzelfde bedrag zijn als het bedrag dat nu aan de gemeente betaald wordt.

Medegebruik en onderverhuur

In het beleid is bepaald dat beheerders van gemeentelijke accommodaties bepaalde kortingen op het percentage van 7% (later oplopend) kunnen krijgen als er sprake is van onderverhuur of medegebruik. De gedachte daarvoor oogt sympathiek, maar de regeling lijkt ons een nogal ingewikkelde constructie, die veel administratie en nauwkeurige communicatie vergt. Wie gaat dat allemaal bijhouden? We zijn zeer benieuwd hoe dit in de praktijk gaat uitpakken en zullen dit zeker nauwlettend gaan volgen.

Duurzaamheid

Als accommodaties energiezuinig worden gemaakt gaan beheerders van die accommodaties een hogere vergoeding/huur betalen, zo staat te lezen in de regeling. Dan komen er opslagen bovenop de 7% vergoeding bij: 1% extra dekkingsgraad bij verbeterde isolatie, 1% als er energiezuinige systemen worden geplaatst en 1% als er zonnepanelen worden geplaatst. De redenatie is dat beheerders deze opslag terug verdienen door lagere energielasten.

Ook dit lijkt een aardige gedachte, maar bij de redenatie zit volgens ons een vreemd addertje onder het gras: door de duurzame investeringen stijgen de kosten voor de gemeente en zal dus ook de 7% (later oplopend) van die kosten tot een hoger vergoedingsbedrag leiden. Daar komt het opslag-percentage nog eens bovenop, dus in feite een dubbele belasting vanwege de duurzame maatregelen.

Nogmaals: transparantie

Raadslid Jan Gulikers van de fractie BRUG-M heeft de wethouder in de raadsvergadering naar concrete bedragen gevraagd die de verenigingen volgens de nieuwe regeling gaan betalen. Die kan zij niet geven, zo luidt haar antwoord. Er moet volgens haar nog veel besproken, uitgewerkt en geregeld worden met de besturen van verenigingen en stichtingen. Een overzicht dan van de kosten die de gemeente maakt voor een accommodatie? Ook die heeft de wethouder niet. Er wordt dus beweerd dat er nu een transparant beleid is, maar concrete gegevens ontbreken. Een merkwaardige opvatting over transparantie.

En: ‘O ja’, merkt de wethouder op, ‘ik moet nog met verenigings- en stichtingsbesturen gaan overleggen over de vergoedingen, dus de echte invoering van het beleid zal pas in de tweede helft van 2025 gaan gebeuren.’ Dat staat echter niet in het raadsvoorstel, daar wordt 1 januari 2025 als invoeringsdatum vermeld. Merkwaardige gang van zaken.

Vragen:

BRUG-M-raadslid Jan Gulikers heeft in de vergadering aangegeven dat hij van de wethouder verwacht dat zij zich houdt aan artikel 169 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat het College verplicht is de raadsleden te voorzien van informatie die zij nodig achten voor hun werk. Hij zal daartoe zijn vragen nog concreter en specifieker maken en schriftelijk indienen. We zijn zeer benieuwd naar de beantwoording.

Gelijke monniken, gelijke kappen?

De wethouder heeft betoogd dat zij uitgaat van het principe ‘Gelijke monniken, gelijke kappen’. De vraag is hoe dit ingevuld gaat worden. Accommodaties verschillen van elkaar. Wat te doen met sportkantines, die in de meeste gevallen eigendom van de club zijn, maar niet overal. En wat te doen met clubs die met eigen middelen hun accommodaties hebben verwezenlijkt en onderhouden? Worden die dan in hun kosten gecompenseerd? Met andere woorden: hoe zorgt het college ervoor dat er voor de sportverenigingen een gelijk ‘speelveld’ ontstaat? Ook die vraag blijft vooralsnog onbeantwoord.

Besluitvorming

Vanuit de coalitiepartijen Lokaal DNA, CDA, Groen Links/PvdA en Fractie Pohle, alsook van Het Origineel is, zoals verwacht, geen enkele kritische kanttekening of vraag over het voorgestelde beleid gekomen, wel complimenten aan de wethouder en de ambtenaren die aan het voorstel hebben meegewerkt.

BRUG-M & partners blijven kritisch op dit nieuwe beleid. Met name vanwege het ontbreken van een deugdelijke financiële paragraaf en de onduidelijke vergoedingsregeling hebben de raadsleden Jacques Arntz, Gerrit van der Bijl, René Gerards en Jan Gulikers tegen gestemd. Tiny Gorissen wil het nieuwe beleid een kans geven en stemt voor.

Het raadsvoorstel ‘Herijking accommodatiebeleid 2025-2030’ is dus door een meerderheid van de raad aangenomen.